Het portaal naar de Rijn- en binnenvaart

Kopij ‘Pakpraet’- aprilnummer 1976

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Deelneming Paktank  /  Van Ommeren

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Ruim 40 jaar V.T.

– – – – – – – – – – – – –

Op bladzijde 23 van het jaarverslag van Pakhoed Holding, bij de behandeling van de Pakhoed Holding, bij de behandeling van de Paktrans-divisie, staat een alinea die luidt als volgt:

‘Door de overname van N.V. Tankmaatschappij ‘Dipping’ verkreeg Paktank nog 25 % van de aandelen van het binnentankvaartbedrijf Vereenigde Tankreederij BV. Deze wordt hierdoor een 50/50 joint venture van Paktank en van Van Ommeren, die reeds 40 jaar aandeelhouder waren van dit bedrijf. ‘

Deze twee zinnen trokken onze aandacht. Een binnenvaartrederij met twee aandeelhouders, Paktank en Van Ommeren, klinkende namen in het tankopslagbedrijf, die beide reeds 40 jaar – langer zelfs nog – financieel bij die rederij betrokken zijn. Wij moesten er meer van weten en doken de geschiedenis in van de Vereenigde Tankreederij, met tweemaal twee ‘ee’s’, kortweg de V.T. genoemd.

V.T. In nood geboren

Die geschiedenis begon op 10 december 1932, ruim 43 jaar geleden dus. Die dag kwamen in Den Haag de vertegenwoordigers van de firma Pakhuismeesteren (een van de fusiepartners van 1967; het huidige Paktank Nederland), Phs. van Ommeren’s Scheepvaartbedrijf NV, van de NV Nieuwe Matex en van de NV Tankmaatschappij ‘Dipping’ bijeen. Ver van het Rotterdamse strijdgewoel van die dagen werd er onderhandeld over een mogelijke samenwerking. Wat was nl. het geval: de binnenvaartvloten – de ene wat groter dan de andere – van deze vier maatschappijen beconcurreerden elkaar op velerlei gebied en het was duidelijk dat de concurrentiestrijd op den duur voor alle betrokkenen een funeste uitwerking moest hebben.

Het waren toen moeilijke tijden, aan het begin van de dertiger jaren. Werd in de Rotterdamse haven in 1930 nog 35 miljoen ton omgeslagen – stukgoederen, droge en natte bulkgoederen, bijeengenomen – , in 1932 was de hoeveelheid teruggevallen tot een armzalige 21 miljoen ton. Rond een vijftiende van hetgeen de Rotterdamse haven in 1975 presteerde! Het internationale goederenverkeer had een dieptepunt bereik en het minerale olievervoer, nu een van de hoofdmoten van de Rotterdamse overslagcijfers, had in 1930 de 1,2 miljoen ton bereikt, maar liep in nu, in 1932, terug tot 987.000 ton. Let wel: de totale Rotterdamse in- en uitvoer!

(Ter vergelijking: in 1975 vervoerde het 4.230 ton grote motortankschip ‘Vlissingen’ van de VT al bijna het zelfde kwantum.)

De import van eetbare oliën kwam in die tijd pas eerst goed op gang, toen de schepen geleidelijk aan met dieptanks werden uitgerust.
Want hoe ging het voordien: alle vervoer van olie vond plaats in drums en vaten en dat was natuurlijk uitermate kostbaar en het schadepercentage was dienovereenkomstig hoog. Het sterk teruggelopen ladingaanbod sloeg om in overcapaciteit van de beschikbare scheepsruimte; met één woord de concurrentie was genadeloos. De commerciële strijdbijl moest begraven worden en ruimte maken voor eendrachtige samenwerking, wilde men voor alle betrokkenen een redelijke toekomst zekerstellen.

Zo ontstond op die tiende december 1932 de NV Vereenigde Tankreederij; een maatschappij waarin de vloten en vlootjes van de deelnemers werden samengevoegd tot één vloot van 20 eenheden, waarvan zeven sleepschepen, met een totaal laadvermogen van 6.300 ton. Voor die tijd een binnenvaartrederij van respectabele omvang.

Maar… het begin was zeer moeilijk. De totale vrachtbesomming beliep in 1933 een bedrag van zegge en schrijven f. 334.000,- ; de post lonen en salarissen f. 58.000,-. Vergelijking met de cijfers van 1975 toont aan dat de groei in 42 jaar zeer aanzienlijk is geweest (al zijn de tijden opnieuw moeilijk). In dát jaar bedroegen de opbrengsten namelijk 18 miljoen gulden en de lonen en salarissen bijna 9 miljoen gulden.

Maar een sprong van 1933 ineens naar 1975 is voor ons verhaal te groot. Wij volgen daarom de geschiedenis van de VT aan de hand van wat oude jaarverslagen. De eerste nieuwbouw doet in 1935 zijn intrede. Het motortankschip ‘Vlissingen’ – een vertrouwde naam – wordt met zijn 432 ton de trots van de VT. De bouwprijs bedroeg toen f. 57.250,- – !

Vier jaar later loopt de ‘Venlo’ van stapel; ook een motortankschip, maar nu met een grootte van 365 ton. De prijsstijging was voor die tijd enorm, want er moet f. 72.300,- op tafel neergeteld worden.

Opmerkelijk is trouwens die ‘V’ als beginletter van alle VT schepen. Van de 38 schepen die de rederij ultimo 1975 in de vaart heeft, dragen er 36 een naam die met een ‘V’ begint: ‘Vaassen’, ‘Volendam’, ‘Valkenburg’, ‘Vianen’, ‘Volkel’, ‘Vilsteren’ en ‘Vlaardingen’, om er maar enkele te noemen. Onuitputtelijk, die namen de je uit Nederland’s landkaart kunt putten.

Het VT – kantoor aan de Boompjes (toen óók al) gaat in 1940 in vlammen op en men verhuist naar de Bergsingel. Twee jaar later wordt het tienjarig bestaan herdacht. Het is bepaald geen tijd om uitbundig feest te vieren, maar wel vindt men tijd om aan de mens in de onderneming te denken: voor het varend personeel wordt een ouderdoms- en weduwenpensioen ingesteld. Een daad van wijs beleid voor die tijd.

In 1945/1946 worden de schamele resten van de VT vloot bijeengebracht en in het eerste volle naoorlogse jaar heeft de rederij 19 schepen in de vaart. Bovendien zijn drie motorschepen zwaar beschadigd en twee motorschepen en een sleepschip bevinden zich nog ergens in Duitsland. De wederopbouw wordt echter krachtig aangepakt en het bouwprogramma mag aan het einde van de veertiger jaren, alle belemmeringen, grondstofbelemmeringen en vergunningen ten spijt, zeer aanzienlijk worden genoemd. Een ware feestdag voor de VT is 25 oktober 1949: gelijktijdig worden vijf nieuwe motorschepen overgenomen met een gezamenlijke tonnage van rond de tweeduizend.

En vijf jaar later, in juni 1954, is het bouwprogramma nog groter; twee schepen van elk 600 ton, zeven van 500, vier van 300 en twee van 110, in totaal dus niet minder dan vijftien motorschepen met een tonnage van meer dan 6.000 ton. De order beloopt een bedrag van rond de vijfenhalf miljoen gulden, een bedrag waarvan de VT-vaderen van 1932 niet hadden durven dromen.

In 1957 bestaat de VT een kwart eeuw en opnieuw gaat de rederij balans opmaken. De vloot telt dan 68 schepen met een totaal laadvermogen van 26.000 ton; bovendien is er een vletschip (dienstschip), de ‘Vita’, in de Rotterdamse haven in bedrijf, en tien tankauto’s met 190 ton laadvermogen berijden de Europese wegen (dit tankautovervoer zou enkele jaren later aan de firma Bruno Hoyer, Paktank Nederland’s partner in de Tanklagergesellschaft Hoyer, Paktank m.b.H, worden overgedragen). Ook procentueel gezien is de omvang van de VT-vloot sterk gegroeid; 20% van alle Nederlandse Rijntankschepen vaart in die tijd onder de vlag van de VT; maar qua tonnage is dat aandeel slechts 10%. Hieruit blijkt de specialisatie, die de VT steeds in haar vaandel schreef en die haar oorsprong in de in 1932 gesloten deelhebbersovereenkomst had. De VT verdiende nl. in die tijd voornamelijk haar (intussen wel belegde) brood met het vervoer van eetbare oliën. De gemiddelde partijgrootte van de te vervoeren eetbare oliën was zodanig, dat kleiner schepen met een geringer laadvermogen daarvoor het meest geschikte transportmiddel vormden.

De zeven jaren die liggen tussen 1960 en 1967 geven een enorm vervangings- en vernieuwingsprogramma te zien. In zeven jaar tijds wordt de vloot van 75 schepen met een gezamenlijke tonnage van 28.685 ton en 13.511 pk ‘omgesmeed’ tot 70 schepen met 32.792 ton en 17.64 pk. Een investering van ruim elf miljoen gulden, om de gemiddelde leeftijd van de vloot van 16 tot 13 jaar terug te brengen, de gemiddelde tonnage van 382 tot 468 ton op te voeren en het gemiddelde machinevermogen van 180 tot 252 pk te doen stijgen.

Al die jaren is Pakhuismeesteren / Paktank Nederland houder van 25 % van het aandelenkapitaal geweest; tot het laatst toe met Van Ommeren / Nieuwe Matex en ‘Dipping’. Op 30 december 1975 nam Pakhoed de 25 % deelneming van ‘Dipping’ over door alle aandelen van laatstgenoemd bedrijf over te nemen, waardoor de VT in feite 50 % Van Ommeren- / 50 % Pakhoed Holding-deelneming werd. De VT, die toen 38 schepen met bijna 30.000 ton laadvermogen telde, plus nog enige schepen in vaste huur had, en goed was voor een omzet van 20 miljoen gulden vrachtopbrengst, opgebracht met het vervoer van minerale oliën, met name van stookolie, eetbare oliën, loog en chemicaliën; in Nederland, in / naar / van België en Frankrijk, Duitsland en Zwitserland, en naar / van België – van / naar Duitsland. Voor niet ingewijden in dit abracadabra: de blauwe vlag met de witte letters ‘VT’ is in alle Rijnoeverstaten inclusief België een welgeziene gast, die zijn partij in het logistieke patroon van het olietransport te water krachtig mee blaast.